De rechtbank streeft naar vermindering van het aantal zaken op de parkeerrol. Die vermindering draagt bij aan het terugdringen van de administratieve belasting die met de halfjaarlijkse behandeling van de parkeerrol gepaard gaat.
Tegen deze achtergrond heeft de rechtbank (aansluitend bij het beleid van andere rechtbanken) nieuw beleid ontwikkeld met betrekking tot het gebruik van de parkeerrol. Dit beleid gaat in per 1 oktober 2018 en geldt ook voor lopende zaken en zaken die dan op de parkeerrol staan.

 

  1. Advocaten kunnen op de wijze als voorzien in artikel 9.5 Landelijk procesreglement (Lpr) per B-formulier instructies geven voor de eerstvolgende parkeerrol (dus: uiterlijk op de donderdag voor de parkeerroldatum). Later ontvangen instructies zullen niet worden meegenomen.
  2. Een instructie inhoudende een verzoek tot plaatsing van de zaak op de continuatierol zal met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.6 Lpr worden beoordeeld.
  3. Een instructie houdende een verzoek tot verwijzing van de zaak naar de volgende parkeerrol zal de rechtbank in beginsel in die zin uitleggen dat partijen het geding niet binnen afzienbare termijn wensen voort te zetten; in dat geval zal met toepassing van artikel 247 Rv doorhaling volgen.
  4. Een uitzondering geldt voor twee categorieën van zaken: - zaken waarin partijen in afwachting zijn van een door de rechtbank gelast deskundigenonderzoek; -vrijwaringszaken die in afwachting van de hoofdzaak naar de parkeerrol zijn verwezen. De vrijwaringszaken zullen, behoudends andersluidende instructie van partijen, worden doorverwezen naar de volgende parkeerrol indien de hoofdzaak nog niet is afgedaan. Als de hoofdzaak is afgedaan zal de vrijwaringszaak ambtshalve worden doorgehaald.
  5. In bijzondere gevallen zal de rolrechter per individuele zaak beslissen omtrent de vraag of doorhaling dan wel verwijzing naar de volgende parkeerrol aangewezen is.

 

Lees verder